Reb Asher Freund de oprichter van Jad Ezra over donateurs.
Grote bedragen van donateurs
Reb Asher gaf mij nooit een voorkeursbehandeling en maakte mij nooit bijzondere complimenten omdat ik hem grote geldbedragen bracht. Integendeel.
Op een avond voor Shawoe’ot (het Wekenfeest) bracht ik hem een enorm geldbedrag. Hij zat tegenover mij, keek naar de stapel geld en zei: “Denk je dat ik jouw Zwitserse franken nodig heb? Als ik het wil, zou de muur van mijn kamer goud over mij uitstrooien.”
Tijdens het hele feest bleef hij mij plagen en benadrukken dat hij mijn geld niet nodig had.
Ik bracht hem vaak grote bedragen, soms astronomisch hoog. Hij accepteerde het geld, maar binnen een seconde veranderde hij van onderwerp en sprak over iets anders wat gedaan moest worden. Zijn houding stond lijnrecht tegenover die van de rest van de wereld. Waar iedereen rijke mensen respecteert en vleit, ging Reb Asher daar volledig tegenin.
Dankbaar
Reb Asher vernederde mij, en ik ben hem daar eeuwig dankbaar voor. Hij wilde het beste voor mijn ziel: dat ik zou geven aan liefdadigheid zonder mezelf daardoor te verheffen. Hij leerde mij om trots en zelfgenoegzaamheid te vermijden, of in ieder geval te verminderen, zelfs als ik zulke enorme bedragen gaf.
Daarnaast eiste Reb Asher dat ik een vijfde van al mijn inkomsten, erfenissen en andere opbrengsten aan liefdadigheid gaf. Maar zijn eis stopte daar niet. Zelfs als ik verlies leed, moest ik daar een vijfde van aan liefdadigheid geven.
Bron: R’ Asher volgens zijn leerlingen.