Gastvrijheid – het ontvangen en verzorgen van gasten – is een belangrijke mitswa (opdracht).
Abraham, de eerste Jood, liep zelfs als een oude man letterlijk achter reizigers aan en bracht ze naar zijn huis.
Door de geschiedenis heen hebben heeft het Joodse volk naar voorbeeld van Abraham hun huis opengesteld voor gasten. De Thora leert ons dat het heel belangrijk is voor vreemden te zorgen en alles te doen om hen te helpen zodat zij zich thuis te voelen.
Open deur
“Laat je huis open zijn; en laat de armen uw huisgenoten zijn. Laat het huis van een persoon open zijn naar het noorden en naar het zuiden en naar het oosten en naar het westen, zoals het huis van Abraham was, want Abraham had vier deuren naar zijn huis, opdat de armen geen moeite zouden hebben om rond het huis te gaan, maar dat ze allemaal zouden ontdekken dat ze voor een deur stonden als ze dichterbij kwamen. . . “(Awot D’Rabbi Natan 7:17).
In Bereshiet (Genesis) 18 wordt ons verteld hoe Abraham zijn huis opende voor drie vreemdelingen hen eten, drinken, slaapplaats en een plek om te baden aangeboden had. Abraham was het voorbeeld voor gastvrijheid. Tijdens de dagen van de tempel stonden de Jeruzalemse bewoners bekend om hun gastvrijheid. Bezoekers uit het hele land (en daarbuiten) kwamen naar de tempel en de mensen van Jeruzalem hebben hun huizen opengesteld voor de vermoeide reizigers en hebben hen eten en onderdak aangeboden.
De bijbelse gelijkenis van het openen van je huis voor vreemden is eeuwenoud en is nog steeds aanwezig in de moderne Joodse samenleving. Bij een traditionele Pesach-seder wordt het “open huis”-beleid afgekondigd met de woorden
“Laat iedereen die het moeilijk heeft, komen eten. Laat allen die in nood zijn, komen om het Pesach offer samen te eten.”
Gasten van ver
R. Judah zei in de naam van Rav: Het verwelkomen van gasten is meer dan het verwelkomen van de aanwezigheid van de Shechina (G’d)…. Talmoed Shabbat 127a
Gastvrijheid – hachnasat orchim – wordt voornamelijk vervuld door bezoekers van buiten de stad te ontvangen, maar lokale gasten zijn ook prima. Het zo’n geweldige mitswa (opdracht) dat je niet wilt wachten tot iemand belt en vraagt om uitgenodigd te worden. Je nodigt ze zelf uit en wacht op hun komst.
Hier is nog een aanwijzing van Abraham: hoewel hij veel bedienden had zorgde hij zelf in hun behoeften. Als het zo’n geweldige mitswa is, waarom zou je het dan anderen laten doen?
Gastvrijheid. Toen de bekende broers Rabbi Elimelech en Rabbi Zoesja nog onbekend waren en van stad tot stad trokken waren zij arm en armoedig gekleed. Zij logeerden in het stadje Ludmir.
De enige persoon die hen gastvrij heeft ontvangen was de arme Chassied reb Aron. Na een paar jaar toen de twee rabbijnen heel bekend zijn geworden, kwamen zij opnieuw in Ludmir. Dit keer met een prachtige koets.
De rijkste man van Ludmir nodigde de rabbijnen uit om bij hem thuis te komen logeren, maar met alle beleefdheid hebben rabbi Elimelech en rabbi Zoesja geweigerd en zij zeiden aan de rijke man van Ludmir: “Wij zijn dezelfde personen die u enige jaren geleden geen aandacht heeft gegeven toen wij hier kwamen.
Gastvrijheid en paarden
Het is ons nu duidelijk dat u niet zozeer ons welkom heet maar meer de mooie koets en de paarden. Wij nemen graag van uw gastvrijheid gebruik voor onze paarden”.