Gever en ontvanger

Ontvanger?! Rabbi Yosef Dov Soleveitchik, de Rebbe van Brisk, werd door heel Europa vereerd als een vooraanstaand Thora– en Talmoedgeleerde. Maar één van zijn karaktertrekken overschaduwde zijn intellect: zijn nederigheid.

Tijdens een ijskoude nacht arriveerde deze Rebbe van Brisk eens zonder entourage bij een herberg en vroeg daar of hij er de nacht kon verblijven. De herbergier meende te doen te hebben met een arme bedelaar en behandelde de Rebbe met verachting. Alleen na aandringen van de Rebbe, mocht hij ergens op de grond slapen, naast een kachel. De herbergier bood de Rebbe geen eten aan, maar gaf hem alleen wat brood en water, waarvoor de Rebbe betaalde.

De volgende ochtend kwamen enkele notabelen uit de stad naar de herberg. Zij hadden gehoord dat de Rebbe van Brisk in deze omgeving moest zijn en vroegen aan de herbergier of hij toevallig in zijn herberg had overnacht. Steeds meer Joden uit de stad druppelden de herberg binnen waar ze naar het onderwijs van de Rebbe kwamen luisteren.

Toen het tot de herbergier doordrong wat hij had gedaan, hoe hij een vooraanstaand Rebbe had behandeld als een bedelaar, schrok hij verschrikkelijk en besloot de Rebbe om vergiffenis te smeken. “Rebbe,” riep hij uit, “Het spijt me verschrikkelijk. Ik had geen idee dat u de Rebbe van Brisk was! Vergeef mij alstublieft!”

Hierop antwoordde de Rebbe: “Ik zou het graag willen, maar dat is onmogelijk, zie je?” “Maar waarom?” vroeg de herbergier verbijsterd.
“Kijk,” antwoordde de Rebbe, “Je vraagt vergiffenis aan de Brisker Rebbe, maar dat is niet degene die je hebt beledigd. Jij beledigde een eenvoudige Jood die om onderdak vroeg en die is niet langer hier om je te vergeven.”

Les

De Thora leert ons dat er twee partijen betrokken zijn bij tzedaka (liefdadigheid): de gever en de ontvanger. Vaak heeft de gever niet veel op met de ontvanger. Soms koesteren we zelfs vooroordelen tegenover degenen aan wie wij kunnen geven. De Thora leert ons echter in Devarim (Deuteronomium) 15:10 dat we bij het geven ons hart niet moeten verharden, maar dat we ruimhartig moeten geven.

Uit verhaal over de Brisker Rebbe leren we dat de herbergier in zijn gebrek aan tzedaka iemand anders voor zich had dan wie de ontvanger in werkelijkheid was. Hieruit leren we dat we we niet op onze vooroordelen moeten afgaan. Het is beter om bij het geven de ontvanger hoog te achten, om zo onze vrijgevigheid te verruimen.

Gerelateerde berichten

Reageer


18 − achttien =